Iedere leerling heeft een mentor, van klas 1 tot en met klas 6. De mentor is de eerste contactpersoon voor leerlingen en hun ouders/verzorgers. Iemand bij wie een leerling altijd terecht kan, een vraag kan stellen of een zorg kan delen. Een schouderklopje of een hart onder de riem zijn dan snel gegeven. Door de manier waarop mentoren en docenten samenwerken, zijn wij goed op de hoogte van het sociaal-emotioneel welzijn van de leerlingen. De mentor houdt de schoolresultaten in de gaten en heeft een goed beeld van capaciteiten, vorderingen, eigenschappen en werkhouding. In gesprek met de leerling laat de mentor de leerlingen reflecteren op hun persoonlijke vaardigheden. Zo komen vanzelf de sterke en zwakke punten naar voren en dus ook mogelijke ontwikkelpunten voor een komende periode.
Wij willen graag dat leerlingen de best passende begeleiding en ondersteuning krijgen. De begeleiding van de mentor is persoonlijk en puur maatwerk. Het aanvragen van maatwerk doet de leerling zelf. Mentor en leerling overleggen samen wat er nodig is om optimaal te ontwikkelen en uiteindelijk komt de leerling met een plan. Leerlingen worden dus zo geholpen dat zij zelf oplossingen vinden die passen bij wie ze zijn en hoe ze fijn kunnen leren. Is er meer nodig dan deze basisbegeleiding, dan zoekt de mentor contact met het ondersteuningsteam. Via die weg komt er expliciete ondersteuning voor leerlingen met specifieke hulpvragen of persoonlijke omstandigheden.
Omdat niet iedere mentor alle dagen van de week in school is, is het handig om in duo’s te opereren. Mentoren kunnen op die manier gebruik maken van elkaars sterke punten en taken verdelen. Elke mentor heeft zo een sparringpartner en samen hebben zij de klas als geheel in beeld. Voor iedere leerling is duidelijk wie zijn/haar eerste mentor is. In de onderbouw valt de ene helft van de klas onder de ene mentor van het duo, de andere helft onder de ander. Die verdeling wordt door de mentoren aan het begin van het schooljaar gemaakt en gecommuniceerd aan leerlingen en ouders. In de bovenbouw is steeds minder sprake van klassikale lesuren, dus in de praktijk hebben de leerlingen in de bovenbouw veelal te maken met één mentor voor een groep van maximaal 15-16 leerlingen.
Voor de continuïteit in de begeleiding neemt een mentor de leerlingen in principe voor 3 leerjaren achtereen onder zijn/haar hoede: van klas 1 t/m 3 en van klas 4 t/m 6.