Wat leer je bij wetenschapsoriëntatie?

In mei 2020 ontvingen we van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het bericht dat het vak Wetenschapsoriëntatie, zoals wij dat binnen onze school vormgeven, formeel erkend wordt en mee mag wegen in het combinatievak voor het eindexamen. Voorheen hadden wij het vak als algemene natuurwetenschappen (ANW) op de lijst staan, maar nu kunnen we dus formeel ons eigen vak hierin meenemen. Deze formele erkenning doet recht aan de gedegen inhoud van dit vak en we zijn er trots op dat we onze leerlingen dit kunnen bieden.

Binnen het vak wetenschapsoriëntatie draait het om creatief onderzoek doen en kritisch denken. Naast alle vakinhoud zijn ook doorzettingsvermogen en communicatie belangrijke leerpunten. Het leren samenwerken met klasgenoten, het doen van groepswerk en het ontmoeten van andere culturen. Zo garanderen wij aansluiting op de academische onderwijswereld. Van oud-leerlingen horen we regelmatig dat ze goed voorbereid zijn op vervolgonderwijs. Daar zijn wij blij mee!
Lees hieronder het verhaal van Cas.

Cas (klas 5) | Een vak met allerlei invalshoeken en ruimte voor eigen keuzes

‘Bij WO (wetenschapsoriëntatie) leer je vooral vaardigheden. Aanvankelijk vond ik wetenschapsoriëntatie chaotisch en vroeg ik mij af wat ik ermee aan moest. Achteraf denk ik dat we best nuttige dingen hebben geleerd: het vermijden van vooroordelen, hoe je een artikel of verslag moet schrijven, wat ethisch verantwoord is en vooral wat niet, hoe je bruikbare informatie snel in betrouwbare bronnen kunt vinden en hoe je bronnen juist kunt vermelden.

Er zijn geen lesboeken – dat scheelt weer. Alles wat je moet weten, krijg je te horen via je docenten of met stencils aangereikt. Je hebt nauwelijks huiswerk en slechts één (!) toets vlak voor de kerst. Elke periode krijg je les van twee andere docenten. Mocht je niet kunnen opschieten met een bepaalde docent, dan zit je ook maar één of twee periodes aan elkaar vast.

Die grote variatie aan docenten maakt ook dat je het vak uit allerlei verschillende invalshoeken meemaakt. Van de filosofiedocent leer je over wetenschapsfilosofie, van de geschiedenisdocent leer je over betrouwbare bronnen en correcte bronvermelding, van een biologiedocent hoor je iets over het heelal en buitenaards leven. In de winter is er ook een excursie naar de sterrenwacht bij Bussloo.

Naast het feit dat er maar één toets gegeven wordt, krijg je aan het einde van elke periode wel een cijfer voor een praktische opdracht. Zo moet je de ene keer presenteren, dan een artikel schrijven voor National Geographic en dan weer een documentaire maken. Aan het einde van het jaar besteed je een hele dag aan een eigen onderzoek. Je krijgt daarvoor vrij van alle andere lessen. Het fijne aan al deze opdrachten is dat je zelf keuzes kunt maken. De docenten reiken de basis aan, maar jij moet het gaan doen. Jíj moet een onderzoek verzinnen en uitvoeren. Nadenken over wat er allemaal wél mogelijk is. Natuurlijk word je begeleid en beoordeeld, maar het is toch een prettige voorbereiding op je academische carrière.’